Vorige pagina

Modelleervraagstukken onderwijsorganisatie

Bij het modelleren van de onderwijsorganisatie kunnen onderwijsinstellingen de volgende dilemma’s tegen komen:

  • Wat moet je doen als een onderwijsbestuur zowel scholen voor primair onderwijs als scholen voor voortgezet onderwijs heeft?
  • Wanneer is een groep ‘scholen’ een verzameling onderwijslocaties van een enkele onderwijsaanbieder en wanneer zijn het aparte onderwijsaanbieders met elk een eigen onderwijslocatie?
  • Zijn de onderwijsaanbieders binnen de onderwijsinstelling wel of niet georganiseerd in onderwijsaanbiedersgroepen?
  • Heeft een onderwijsaanbiedersgroep een eigen organisatie binnen een bestuur?
  • Wat als er in het onderwijsaanbod wordt samengewerkt met een ander onderwijsbestuur?
  • Heeft een onderwijsaanbieder altijd maar één onderwijsinstellingserkenning (BRIN4)?
  • Kunnen verschillende onderwijsaanbieders dezelfde onderwijsinstellingserkenning hebben?

Voortgezet onderwijs versus primair onderwijs
Het kan voorkomen dat een onderwijsinstelling zowel onderwijs in het primair onderwijs aanbiedt als in het voortgezet onderwijs. Hoe modelleert u deze situatie? Dat hangt af van de bevoegdgezagerkenning. Soms is er sprake van één bevoegdgezagerkenning (met één nummer) met twee aparte bevoegdheden, één voor po en één voor vo. 

In sommige gevallen kan het ook zijn dat er twee aparte bevoegdgezagerkenningen zijn met elk een eigen nummer, één voor po en één voor vo. In het eerste geval hebben we één onderwijsbestuur met een mix van onderwijsaanbieders die po-onderwijs aanbieden en onderwijsaanbieders die vo-onderwijs aanbieden. In het tweede gevallen twee onderwijsbesturen waarbij de één met onderwijsaanbieders die po-onderwijs aanbieden en de ander met onderwijsaanbieders die vo-onderwijs aanbieden

Als de po- en vo-onderwijsaanbieders onder 1 onderwijsbestuur vallen, kan het handig zijn om deze in twee onderwijsaanbiedersgroepen onder te brengen. Dit is zeker van toepassing als u uw organisatie ook zo naar buiten toe profileert, maar dat hoeft niet.

Onderwijsaanbieders of onderwijslocaties?
Verwarrend is wellicht dat in het onderwijs, onderwijsaanbieders die op de een of andere manier tot een groep behoren, vaak ‘locaties’ of ‘vestigingen’ worden genoemd. Binnen RIO noemen we ze echter onderwijsaanbieders, omdat we de term onderwijslocatie alleen willen reserveren voor de plekken waar het onderwijs daadwerkelijk plaatsvindt. 
Het woord ‘locatie’ zegt dat al. Het woord ‘vestigingen’ willen we niet gebruiken vanwege de verwarring die daarover in de onderwijsketens is geslopen, behalve dan misschien als verkorte benaming van het formele begrip vestigingserkenning.

Het is dus belangrijk om te beseffen dat in RIO een onderwijslocatie nooit de drager is van een onderwijskundige identiteit. Dat is altijd de onderwijsaanbieder. Onderwijslocaties hebben daarom in RIO ook geen naam en worden alleen aangeduid met straatnaam en huisnummer. Meer hierover in Stap 2 WAAR.

Wanneer is een ‘school’ een onderwijsaanbieder?
Het is niet altijd duidelijk of een groep bij elkaar horende ‘scholen’ een verzameling onderwijslocaties (‘schoolgebouwen’) behorende bij één onderwijsaanbieder is of een verzameling onderwijsaanbieders met allemaal een eigen onderwijslocatie (zie ook Stap 2 van de modellering). 
Zelfs als een groep scholen allemaal dezelfde naam hebben, kunnen ze onderwijskundig of anderszins toch zo veel van elkaar verschillen dat het aparte onderwijsaanbieders zijn. Andersom kunnen ‘scholen’ met heel verschillende namen of op heel verschillende plaatsen samen toch één onderwijsaanbieder vormen.

Het is de onderwijsinstelling zelf die bepaalt hoe het zit. Criteria om hierin de knoop door te hakken zijn:
  • Als een school een eigen presentatie naar de buitenwereld (website, brochure, etc.) heeft ten opzichte van de andere scholen in de groep, is de kans groter dat het om een aparte onderwijsaanbieder gaat.
  • Als een school een eigen onderwijsaanbod heeft dat afwijkt van de andere scholen in de groep, is de kans groter dat het om een aparte onderwijsaanbieder gaat.
  • Als een school een eigen management heeft met een grote mate van zelfstandigheid, is de kans groter dat het om een aparte onderwijsaanbieder gaat.
  • Als een school een eigen denominatie (geloofstraditie) heeft ten opzichte van de andere scholen in de groep, is de kans groter dat het om een aparte onderwijsaanbieder gaat.

Onderwijsaanbiedersgroep
Wanneer een onderwijsinstelling een grote hoeveelheid onderwijsaanbieders heeft, is het mogelijk dat de instelling deze heeft gegroepeerd binnen een of meer grotere organisatie-eenheden, soms met een eigen identiteit, naam of zelfs overkoepelende organisatie. Wanneer maken we daar binnen RIO een onderwijsaanbiedersgroep van? Hiervoor vallen geen spijkerharde criteria te formuleren. 
Criteria om toch de knoop door te hakken zijn:

  • Als het onderwijsbestuur bijvoorbeeld op zijn website spreekt van verschillende groepen van scholen (aangeduid bijv. als scholengemeenschap, onderwijsgroep) met een gezamenlijke naam of identiteit
  • Als de scholengroepen zich zelfstandig presenteren, bijvoorbeeld in naamgeving of via websites of andere communicatie uitingen.
  • Als de scholengroep een zekere vrijheid (mandaat) binnen het overkoepelende bestuur heeft gekregen ten aanzien van de bedrijfsvoering
  • Als de scholengroep een eigen centraal bureau heeft.

Een onderwijsaanbiedersgroep kan dus net als een onderwijsaanbieder de drager van een onderwijskundige of organisatorische identiteit zijn en als zodanig in de buitenwereld bekend zijn.

Heeft een onderwijsaanbiedersgroep altijd een eigen organisatie?

Een onderwijsaanbiedersgroep kan een eigen organisatie en centraal bureau hebben, maar dat hoeft niet. 

Het gaat om een verzameling van onderwijsaanbieders die op welke manier dan ook organisatorisch en/of onderwijskundig met elkaar zijn verbonden. Binnen de onderwijsinstelling worden ze ook wel als een groep gezien waarvan men vindt dat die samenhang ook naar de buitenwereld zichtbaar moet zijn in registraties en voorzieningen.

Samenwerking
Het komt in het primair onderwijs een enkele keer (steeds vaker) voor dat onderwijsbesturen samenwerken bij het aanbieden van onderwijs. Dat kan zelfs over de sectorgrenzen heen, met het voortgezet onderwijs. In dit geval is er sprake van één onderwijsaanbieder die onder twee onderwijsbesturen valt. 

Omdat we de RIO-modellering steeds vanuit een overkoepelende onderwijsbestuur bekijken, is het voor de modelleringsfase voldoende om kort te verwijzen naar het andere onderwijsbestuur waarmee wordt samengewerkt. Die vermelding hoeft niet te worden uitgewerkt in namen, KvK-registraties, BRIN-relatienummers, etc. 
Later, bij de daadwerkelijke registratie, komt dit aspect wel weer aan de orde en komen instructies beschikbaar over hoe dit te regelen.

In schema: Afbeelding 
Met deze vormen van samenwerking bedoelen we binnen RIO niet de Samenwerkingsverbanden Passend Onderwijs. Deze blijven voorlopig buiten beschouwing.

Heeft een onderwijsaanbieder altijd maar één onderwijsinstellingserkenning?

De werkelijke situatie van de onderwijsinrichting van een onderwijsinstelling hoeft niet gelijk te zijn aan de onderwijserkenningen. Het is ook denkbaar dat een onderwijsaanbieder twee of misschien zelfs meer onderwijsinstellingserkenningen heeft.
Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn als scholen, die voorheen zelfstandig waren, zijn gefuseerd tot één onderwijsaanbieder maar in de onderwijserkenningen nog wel hun ‘oude’ onderwijsinstellingserkenningen hebben.

Kunnen verschillende onderwijsaanbieders dezelfde onderwijsinstellingserkenning (BRIN4) hebben?

Ja, in de praktijk komt dit regelmatig voor, hoewel in het po minder dan in de andere sectoren